-
1 zich uitspannen
гл.общ. отдыхать -
2 отдыхать
vgener. zich verzetten, rusten, uitrusten, pauseren, pleisteren (в пути), plezier hebben, pozen, schaften, schoften, verpozen (òæ. zich verpotten), zich ontspannen, zich uitspannen -
3 отдыхать
vgener. zich verzetten, rusten, uitrusten, pauseren, pleisteren (в пути), plezier hebben, pozen, schaften, schoften, verpozen (òæ. zich verpotten), zich ontspannen, zich uitspannen -
4 spannen
spannen1 spannen, strak zitten ⇒ drukken, knellen♦voorbeelden:auf eine Erbschaft spannen • op een erfenis vlassenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op)spannen ⇒ strakker trekken, aanhalen♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 den Rahmen sehr weit spannen • het kader zeer breed afbakenen, opzetten1 gespannen zijn, worden, strak worden ⇒ zich spannen, strak gaan staan -
5 arch
adj. kromming, buiging, welving--------n. boog, gewelf--------pref. hoofd (van-)--------v. welven, een boog makenarch1[ a:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 boog ⇒ gewelf, arcade♦voorbeelden:————————arch21 ondeugend ⇒ schalks, guitig♦voorbeelden:1 an arch glance/smile • een schalkse blik/guitig lachje————————arch3II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
6 ausspannen
ausspannenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉1 uitrusten, zich ontspannen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 einen Pflug, einen Wagen ausspannen • een ploeg, een wagen afspanneneinen Bogen aus der Schreibmaschine ausspannen • een blad uit de schrijfmachine nemen
См. также в других словарях:
Netz — (s. ⇨ Garn). 1. Alte Netze, faule Maschen. Holl.: Oude netten, kwade mazen. (Harrebomée, II, 122a.) 2. Das Netz auswerfen thut s nicht allein. Die Russen: Man muss nicht blos das Netz auswerfen, man muss es auch ziehen. (Altmann VI, 485.) 3. Das… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon